Vandaag was het dan zo ver, de dag waar ik totaal niet naar uitkeek.
De dag van de beenmergpunctie.
Na een slapeloze nacht waarin ik totaal niet aan de punctie heb gedacht, vertrokken wij naar Hoofddorp.
Kennelijk was ik er in mij onderbewustzijn wel mee bezig, anders had ik wel geslapen.
Eenmaal in de auto sloegen de zenuwen toe en in de wachtkamer in het ziekenhuis gierden de zenuwen echt door mijn lijf. Weglopen was echter geen optie, met mijn kruk loop ik niet zo snel en mijn man haalt me zo in.
De allerliefste verpleegster van het ziekenhuis komt mij ophalen. Helaas mag manlief niet mee. Voor mij is ze geweldig lief en aardig als zij door heeft hoe spannend ik het vind. Eenmaal in de behandelkamer wordt mijn internist en de beenmerglaborant opgepiept. Als mijn arts binnen komt vraagt de lieve verpleegster aan de arts:
"Hoe staat u er tegen over als de echtgenoot erbij is? De meeste artsen willen het niet."
"Oh die van haar mag er bij zijn hoor," zegt de internist.
De laborant snelt naar de wachtkamer om mijn man op te vissen.
Als hij er is gaat hij op het krukje bij mijn hoofd zitten, ik knijp in zijn hand. Zoals altijd zijn we aan het kissebissen tegen elkaar en manlief 'kletst' gezellig met de internist, verpleegster en laborant.
Dit gemoedelijke sfeertje met grapjes haalt me door de ellende heen. Het beenmerg opzuigen ging moeilijk, er werd behoorlijk wat geprut in mijn heup. Uiteindelijk lukte het om 3 spuiten vol uit mijn botten op te zuigen. Daarna nog even met een appelboor een stukje bot verzamelen en hoera, ik heb het overleefd.
En weet je, ik heb maar een paar traantjes gelaten, ben niet weg gelopen, heb de arts niet uitgescholden en het ziekenhuis niet bij elkaar geschreeuwd.
Eigenlijk vind ik mij toch heel stoer.
En wat rest is nog een beurse heup en pijn in mijn kop.
Hopelijk is dat morgen over.
Na de feestdagen kijken we wel weer verder.